De ontwikkeling van de theologie gedurende de eeuwen.

 

CCIV-2015-10-3-03KLDs. Van Dijk liet in zijn uitvoerige betoog over de ontwikkelingsgang van de theologie zien, dat theologie een vakgebied is, dat zich helemaal voegde naar de ontwikkelingen in het denken, zowel de filosofie, de natuurwetenschappen, de historische en de sociale wetenschappen. Daar heeft ze zelf ook aan bijgedragen, daarvan is ze verzelfstandigd – of omgekeerd daarvan hebben de filosofie en de natuurwetenschappen zich losgemaakt en verzelfstandigd – en daarvoor vormt ze in deze tijd ook wel een kritisch contrapunt. Theologie houdt zich met een bijzonder object bezig – het geloof van mensen en de geloofsgeschriften die daar de basis van vormen – en voert daarmee een tweezijdige discussie, intern over het verstaan van de Schrift en extern over wat er aan kennis in de loop der eeuwen is ontwikkeld. Discussies worden gevoerd met andere theologen en met wetenschappers, waarbij ieder vogeltje zingt zoals die gebekt is. Sommigen onder de theologen waren hun tijd ver vooruit en anderen waren vooral gebiologeerd door het verleden in de leer de kerk. De grote Augustinus, die zowel in rooms-katholieke als in protestantse kring als de belangrijkste oervader van de theologie wordt beschouwd, had zowel aandacht voor de schepping als bron van Godservaring als wel voor de Schrift waarvan hij stelde, dat men nooit zeker is wat de Schrift bedoelt. Modern voor die tijd, maar ook voor de onze. Hij liet de ene bron van kennis de andere kritisch bevragen en v.v. in een wat we nu als een dialectisch proces zouden noemen. In de Middeleeuwen werd de visie op de werkelijkheid geconsolideerd, de theologie voegde zich naar het Griekse (Ptolemeïsche) wereldbeeld, waarbij de aarde het centrum van het universum werd geacht en naar de verdeling van sferen in hemels en aards door CCIV-2015-10-3-04KLPlotinus in navolging van Plato. Middeleeuwse theologen als Thomas van Aquina legden de wereldvisie van de katholieke kerk voor eeuwen vast (gedragen door een sterke logica), wat in de Renaissance zou leiden tot conflicten met empirische natuurwetenschappers als Copernicus, Keppler en Galileï; conflicten die overigens ook geworteld waren in politieke facties in de kerkelijke hiërarchie. Met Isaäc Newton werd het Ptolemeïsche wereldbeeld definitief verlaten in de erkenning van de krachten in de natuur. Als men dat nieuwe wereldbeeld wil afzetten tegen de teksten van de Schrift, die nog van een voor-Ptolemeïsche periode stammen, dan creëert men al te makkelijk een conflict. Maar men moet erkennen, dat de Bijbel geen natuurkunde, geen geschiedenis en ook geen aardrijkskundeboek is, maar een boek van zingeving, waar wetenschap op zich geen boodschap aan heeft, al heeft bisschop de Bossuet in zijn afkeer van het Protestantisme dit wel beweerd; protestanten waren veel vrijer wat dit betreft.[Maar de filosofen Hume en Kant toonden later al wel aan dat er een – logische – kloof is tussen het Zijn (verstand/ rationaliteit) en het Moeten (ethiek/ redelijkheid), zoals ook Herman den Dijn te onzent aangeeft. hjcr] . Zo ontstaan er ook binnen de theologie diverse stromingen: stromingen, die het geloof wegverklaren op basis van (beperkte) wetenschappelijke inzichten; stromingen, die de wetenschap buiten de orde stellen en vasthouden aan het bijbelse wereldbeeld; stromingen, die een scherpe kloof zien tussen wetenschap en geloof (openbaring), waarbij ieder zijn eigen domein heeft; en stromingen, die de spanning handhaven tussen de consequenties van de hedendaagse natuurwetenschappelijke taal en de geloofstaal zoals die wordt bestudeerd in de theologie. Van Dijk bekent zich tot de laatste stroming als hij de dichter Huub Oosterhuis citeert: “Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht, een stuk van ons bestaan, een vriend, een spoor van licht … “

 

2015-10-RebelKLHenk Jan Rebel