Benedictijnse Spiritualiteit is niet van gisteren, maar voor vandaag.

Dat de Benedictijnse spiritualiteit, geformuleerd 1500 jaar geleden, ook vandaag zeer bruikbaar is en veel meer dan een hype weten de 40 toehoorders bij de lezing die dominee Riegonda van Welie-Kaai op 9 mei 2019 in de Witte Kerk te Naarden voordroeg intussen.  Deze in CCIV termen goede opkomst toont aan dat dit onderwerp op dit moment de nieuwsgierigheid van een breed publiek wekt. Dus toch een beetje hype? Of was het de spreker, nieuw voor ons CCIV publiek, die de nieuwsgierigheid wekte?  Aan het einde van de avond maakte een snelle sondering van het publiek mij in ieder geval duidelijk, dat veel toehoorders de avond als een bijzonder leerzame en stimulerende hebben ervaren.  Onderwerp, opkomst en enthousiasme van het publiek herinnerden  mij ook aan de lezingen die Bruno Nagel presenteerde in november 2016 over Meister Eckhart (LINK). Moet CCIV in de toekomst dus nadrukkelijk blijven zoeken naar filosofische thema’s die raken aan religiositeit?

Van Welie introduceerde het thema langs de lijn die zij reeds had uitgezet in het gesprekje tussen haar en CCIV dat in de laatste nieuwsbrief was weergegeven (LINK). Uitgangspunt is dat de Landelijke kerk en de lokale kerken, onder druk van afnemend, vergrijzend, ledental, maatregelen treffen waarmee coute que coute de lokale kerken in ieder dorp overeind gehouden (moeten) worden. Er wordt meer gedacht vanuit overlevingsdrang dan vanuit inspiratie en spiritualiteit. De Benedictijnse spiritualiteit zou een rol kunnen spelen om de Kerk en de kerken weer meer te laten opereren vanuit hun eigenlijke centrum, namelijk vanuit Christus dan vanuit de angst om te verdwijnen.

De indeling van de lezing was als volgt:

-Samenvatting van de regels van Benedictus
-Doorvertaling van de regels naar deze tijd
-Toch iets van een hype?
-Hoe kunnen de regels van Benedictus de kerk verrijken?

De regels van Benedictus

klick voor groter beeldWat is de essentie van die Benedictijnse Spiritualiteit? Het is een levenswijze, waarin woord en daad, “ora et labora”, samensmelten,  elkaar versterken en al helemaal niet zonder elkaar kunnen bestaan.  Benedictus van Nursia, de naamgever en oprichter van de Benedictijnse orde, wilde een “management model” voor zijn volgelingen en zijn kloosters dat regels gaf voor denken en doen, werken en rusten.  Regels die niet te streng zijn, te doen  zijn, maar nooit vrijblijvend. Regels die gericht zijn op de voortdurende verbetering van de monniken individueel en als samenleving.  De essentie van hetgeen van Welie vertelde en de historische context van de regel zijn bijvoorbeeld terug te vinden in het Wikipedia lemma: Regula Benedicti. Ik vat ze daarom hier niet verder samen.  De regel is niet één regel, maar een handleiding voor een kloosterorganisatie in 73 hoofdstukken met ieder van zo’n 10  tot 30 regels (een vertaling is in deze link). De globale opzet doet van Welie denken aan het Bijbelboek Spreuken, dat op overeenkomstige wijze aanvangt: “Luister, mijn zoon, naar de richtlijnen van uw meester, en neig het oor van uw hart: aanvaard gewillig de vermaningen van uw liefdevolle vader en breng ze metterdaad ten uitvoer, om zo door de inspanning van uw gehoorzaamheid weer tot Hem terug te keren ….

Op enkele  hoofdstukken werd door de spreker ingegaan, als voorbeeld, of omdat de details essentieel leken om de Benedictijnse spiritualiteit later in haar betoog uit te werken.  In dit verslag beperken we ons nog verder dan de spreker.

Hoofdstuk 2 geeft een profielschets van de abt die bepaald niet mis is. Leiderschap is op de eerste plaats dienstbaar zijn aan de gemeenschap, maar ook kunnen en durven optreden om misstanden in de kiem te smoren. “Laat hij beseffen, welke moeilijke en zware taak hij op zich genomen heeft: om namelijk zielen te leiden en zich dienstbaar te maken aan de gesteltenis van velen. De een moet hij met milde goedheid tegemoet treden, een ander met terechtwijzingen, weer een ander met overredingskracht, en zich zó volgens ieders geaardheid en bevattingsvermogen aan elkeen aanpassen en zich zó naar hem plooien, dat hij niet enkel aan de hem toevertrouwde kudde geen schade lijdt, maar zich veeleer over de groei van een goede kudde kan verheugen.”

Hoofdstuk 3  gaat over betrokkenheid van de gemeenschap bij besluitvorming door de abt en is een impliciete les voor de manier waarop je een organisatie zou moeten leiden: Ja, de abt (of kerkenraad) neemt het besluit, maar het is essentieel dat meer monniken (leden) worden betrokken in de besluitvorming naarmate dat besluit een groter impact gaat hebben op de gemeenschap. Volgens Benedictus openbaart de Heer, Christus, vaak aan een jongere of nieuweling wat de beste weg is.

Hoofdstuk 4 gaat in op “de werktuigen om goed te handelen”. Vermaningen uit de bijbelse brief van Jacobus komen aan de orde, maar van Welie ging in het bijzonder in op onderling mopperen, kwaadspreken,  als een vergif voor de organisatie.

Hoofdstuk 31 handelt over de “hoedanigheden die de kellenaar van het klooster dient te bezitten”.  De kellenaar is de econoom van het klooster.  Dit hoofdstuk geeft de profielschets voor deze functionaris en is zelfs vandaag de dag te lezen als de perfecte handleiding voor de perfecte  CFO zoals Hans Buurman opmerkte, of de ouderling-kerkrentmeester waar van Welie aan dacht.

Hoofdstuk 38 vertelt dat alleen die broeders die in staat zijn hun toehoorders te stichten, mogen voorlezen tijdens de maaltijd.

Hoofdstuk 53  gaat over gastvrijheid en 66 over de kwaliteiten van de portier, de eerste die gasten ontvangt. Gastvrijheid is een groot goed en de portier moet wijs en waarachtig uitvoering kunnen geven aan deze taak.

Hoofdstuk 57  behandelt de ambachten van het klooster en gaat nader in op de prijs die je voor je producten mag vragen: blijf bescheiden over je kwaliteiten als ambachtsman en vraag minder voor je product dan de markt wellicht zou bieden ….

Wat kunnen Benedictus’ regels betekenen in onze tijd?

In haar verhaal greep van Welie nadrukkelijk terug op de “handleiding” die  Wil Derkse (1952) in 2003 schreef en die tot nu toe meer dan 25 maal werd herdrukt.  Ook in deze tijd betekent “gehoorzaamheid” aan de regel niet dat we worden klein gehouden. Integendeel. Het gaat om persoonlijke groei en bloei van de mens en van de gemeenschap.  De regels bieden rust en regelmaat en zijn daarom essentieel voor een gezond en gelukkig leven.  Ze zijn niet star, maar worden aangepast aan persoon en situatie. Bieden dus de nodige flexibiliteit in hun richtinggeven aan mens-zijn als levenslang groeiproces. Van Welie ging in op enkele Latijnse begrippen die aan de basis staan van de regel van Benedictus:

Stabilitas: blijf trouw aan de situatie waarin je geplant bent. Trouw en geduld zijn essentieel voor een goed leven. Accepteer dus ook de teleurstellingen die daarbij horen.

Obedientia: “hoor met je hart” naar wat de abt en in het algemeen de ander tegen je zegt. Luister niet met de “receptie-blik” naar wat iemand tegen je zegt intussen uitziend naar een interessanter persoon in de menigte.  Dit geldt natuurlijk ook  als je “gestoord” wordt doordat een ander wat tegen je zegt, of aan je vraagt.  Hoe vaak merken we niet dat in vergaderingen nauwelijks wordt geluisterd en veel  gesproken. Is het niet zo dat we veranderen van mening, ons laten overtuigen, ervaren als nederlaag,  terwijl een beter idee toch winst zou moeten zijn?

Convertio morem: werk aan dagelijkse, kleine, verbeterstappen en zeg niet: “Nu ga ik alles anders doen”, want dat werkt toch niet.  Bedenk dat je nooit te oud bent om iets nieuws te leren.

Vervolgens ging van Welie nog in op besluitvorming en leiderschap voor deze tijd.  Is het niet vreemd dat je in bedrijf en kerk een tendens waarneemt dat belangrijke besluiten in een (zeer) kleine kring worden voorbereid? De regel schrijft juist voor dat de kring van geraadpleegden groter moet zijn naarmate het besluit meer impact gaat hebben op de organisatie.  Natuurlijk de abt, of in ons leven de leider of kerkenraad moet besluiten, maar niet nadat alle betrokkenen hun advies hebben kunnen geven.  Sterker nog, Benedictus adviseert vooral te luisteren naar wie jong is, recent toegetreden, op bezoek, of in de hoek staat, want dat is wellicht de profeet, de door God gezondene, de wijze.  Nadat een besluit werd genomen, wordt vaak heel wat afgemopperd door degenen die het er niet mee eens zijn.  Dat mopperen is volgens Benedictus vergif voor de gemeenschap en het  enige tegengif is met blijmoedigheid aanvaarden wat besloten is.  Leiderschap is richting geven en niet toegeven aan wat makkelijk is te krijgen.  Een goede leider weet te luisteren, heeft net als de abt behoefte aan “broederlijke” correctie, maar weet ook zijn monniken of werknemers tijdig te corrigeren.  Het besluit van de leider moet nooit overkomen als willekeur. Transparantie in besluitvorming is onderdeel van de Benedictijnse regel.  De leider is nederig als herinnering aan zijn eigen aardsheid, broosheid (bescheidenheid is humilitas in Latijns en komt van humus: aarde) .

Benedictijnse spiritualiteit toch wel een beetje een hype …

De laatste jaren verschijnen veel publicaties rond het thema van de Benedictijnse spiritualiteit en wat dat betreft kun je natuurlijk wel weer spreken over een hype. Waarom is dit zo? Wellicht de behoefte aan rust, reinheid en regelmaat in onze 7/24 economie, die het natuurlijke, het biologische ritme van de mens systematisch doorbreekt?  Anselm Grün schreef een boekenkast vol.  Bij ons is dat de genoemde Wil Derkse. Marli Huijer (1955), filosoof, arts,  publiceerde over het belang van ritme in ons leven en zo zit je dicht tegen de Benedictijnse Spiritualiteit aan, zie haar boek Ritme  uit 2012 (LINK).  Een verstoord ritme is bron van overspannenheid, stress, letterlijk doodwerken.  Van Welie gaf toe dat ze vroeger ook dacht dat je toe kunt met af en toe even onthaasten, uitslapen, maar leerde gaandeweg dat dit slechts symptoombestrijding is.  “De Benedictijnse spiritualiteit poogt de natuurlijke ritmes terug te brengen in de samenleving” .

Hoe de regels van Benedictus de kerk kunnen verrijken.

Tenslotte vroeg van Welie de toehoorders met haar mee te denken over de vraag hoe de Benedictijnse Spiritualiteit de kerk kan versterken en in het bijzonder of ze kunnen worden gebruikt om liturgie, bestuur en pastoraat te inspireren.

Het wekelijkse ritme met de zondagsrust en zondagse viering als centrum en als begrenzing. Maar de kerken zouden ook gedurende de week meer open kunnen zijn op vaste momenten. Hier in Bussum doen we daar al iets aan met activiteiten voor ouderen en jongeren in de Wilhelminakerk, de open kerk op marktdagen in de Koepelkerk, de inloop op woensdag in de Spieghelkerk.  Meer balans zou gezocht kunnen worden tussen inspanning, ethiek en ontspanning.

In onze postmoderne samenleving zijn woord als goed en niet-goed, verkeerd, naar de marge gedreven. De instelling/opvatting die uitgaat van de gedachte: ieder is in wezen altijd goed, heeft ons afgeleid van de vaststelling dat mensen wel degelijk fouten maken. Aandacht voor schuld en boete zijn daardoor in de “linkse” protestantse eredienst vervangen door het Kyrie en Gloria  waarin de falende, soms schuldige mens buitenspel wordt gezet. De Benedictijnse nadruk op de vorming van ons mensen zou weer een plaats moeten krijgen in de kerken en in de eredienst.

Kwaliteit…  Van Welie: “wees niet bang om kwaliteit nadrukkelijk in te zetten in de eredienst. Niet iedereen heeft de gave om voor te lezen, om voor te gaan, voor te zingen. Je hoeft niet iedere zwakheid toe te dekken met de mantel der liefde of uit angst om iemand te kwetsen.”

Bestuurlijke consequenties:  van Welie: “Ik zal misschien botsen met een bestuurder als ik het volgende zeg … maar toch maar. Het werk van een ouderling-kerkrentmeester is zwaarder dan dat van de predikant. Maar we nemen iedereen maar in de kerkenraad, omdat er toch bestuurd moet worden. Iemand moet het doen, toch? Liefde kan niet alles toedekken. Voor een dominee maken ze een profiel voor een schaap met tien poten, maar welk profiel is er voor de diaken, voor de ouderling, voor de ouderling-kerkrentmeester? Het profiel voor de abt en de kellenaar uit de regel van Benedictus zouden inspiratie kunnen leveren.”

Pastoraal: de portier aan de poort: “Wie laten wij in onze kerk aan de poort staan?” Lees maar eens na wat Benedictus voor eisen stelt aan de portier (hoofdstuk 66). Het is de taak voor een “oude en wijze monnik” die de gast te woord staat “met de volmaakte zachtmoedigheid, die uit de vreze Gods voortkomt … zonder dralen … met de vurigheid van de liefde.” De kern van de Benedictijnse Spiritualiteit is iedere keer weer het goede doen in een concrete situatie.

Van Welie gaf gelukkig tijd voor een koffiepauze en ging tussendoor soepel en diepgaand in op opmerkingen uit de zaal.  Toch … we hadden gezien het onderwerp ook wel twee of drie avonden kunnen doorpraten.  De kans komt vast binnenkort, want ze is hier in Bussum nog maar net begonnen.

 

Tekst: Jan-Willem Henfling