Rome en Reformatie: een verslag van twee boeiende avonden
Voorafgaand aan de lezing van den Bok leidde Henk Jan Rebel het onderwerp in met een eigen referaat, dat verkort hier volgt:
In het jaar 1999 schreef de Brits-Poolse hoogleraar sociologie en filosofie van Joodse origine Zygmunt Bauman over de reformatie het volgende: “De eerste religieuze reformatie verbrak de ijzeren kooi (van de middeleeuwse religieuze voorschriften) om de congregatie van gelovigen toe te staan om ijzeren kooien te maken van hun eigen voorkeur.” Dat hebben we geweten, want in de eeuwen die daarop volgden versplinterde het religieuze domein in vele kleine congregaties. “De huidige (tweede) seculiere vorm van reformatie ontmantelde waarvoor de eerste reformatie terugdeinsde of waarin ze faalde, nl. om de ijzeren kooien van welke aard of kleur dan ook af te breken.” In het huidige tijdsgewricht is iedereen zijn eigen drager van de waarheid, ook wel genoemd de ‘modulaire mens’ (Gellner). Hoe heeft dit kunnen gebeuren en is de aanzet van de Augustijner monnik Maarten Luther wel altijd goed begrepen, vier eeuwen na de publicatie van zijn kerk-kritische 95 stellingen aan de slotkapel van Wittenberg in het Duitse Thüringen?
Om Luther’s aanzet in perspectief te zetten moeten we iets begrijpen van de maatschappelijke en academische omgeving waarin hij werkte. Luther leefde in het begin van wat we nu de Renaissance noemen – de herontdekking van de klassieke oudheid in al haar facetten en ideeën. Ook waren er technische ontwikkelingen, zoals de doorbraak van de boekdrukkunst – uitgevonden dan wel als techniek ontwikkeld door de edelsmit Johann Gutenberg uit Mainz, die in een sneltreinvaart heel West Europa hadden veroverd. Ook waren er na 1100 overal grote en kleinere wetenschappelijke instituten tot ontwikkeling gekomen. De grote – Salamanca, Bologna, Oxford, Cambridge en de Sorbonne hadden al vele illustere wetenschappers – theologen, filosofen, en juristen – voortgebracht. De basis voor een universitaire studie werd gelegd in het behalen van een bachelors – en masterstitel in 7 klassieke vakken van natuurwetenschappelijke en taalwetenschappelijke aard en afgesloten met een mondelinge ondervraging. Zeer goede studenten konden nog verder in de drie bovengenoemde vakgebieden en daarvoor werd het discussiecollege gebruikt. De doctorstitel kon worden behaald met een voldoende participatie en bijdrage tijdens de discussie-bijeenkomsten en het schrijven van een meesterwerkstuk. Het zijn met name de discussie-bijeenkomsten, die voor ons van belang zijn, want het was gebruikelijk om daarvoor stellingen te ontwikkelen, die de discussie moesten aanwakkeren. Wittenberg had een kleine universiteit, wel met zo’n top-opleiding waarvoor Augustijner monniken verantwoordelijk waren. De discussiepunten werden aan de collegedeur bevestigd, want hand-outs bestonden nog niet. Professor Luther was tamelijk populair, waardoor het nodig was om een grote collegezaal voor hem te reserveren. Die werd gevonden in de slotkapel, die als aula diende. Nu waren de stellingen van professor Luther in twee opzichten opvallend: a. Het waren er erg veel (95) en b. inhoudelijk bevatten zij veel kritiek op de praktijken in de kerk en op de verantwoording ervan door theologen. Luther had wel een verdere verspreiding van zijn gedachtegoed voorzien, hij zond bv. zijn epistel naar de regionale bisschop in de hoop dat er een binnenkerkelijke discussie zou ontstaan en dat de nefaste praktijken van bedelmonniken zouden ophouden. Maar hij had niet voorzien, dat zijn studenten zich het revolutionaire karakter van zijn aanzet zouden zien en dat via de boekdrukkunst een snelle verspreiding door Duitsland en omringende gebieden zouden bezorgen. Wat de inhoud van zijn gedachten waren en hoe de wereld van kerk en staat en hijzelf met deze snelle verspreiding is omgegaan vormde de inhoud van een tweetal CCIV-lezingen van dr. Nico den Bok op 20 en 27 oktober 2016.
Samenvatting van de lezingen door Nico den Bok
Henk Jan Rebel (CCIV)
Maarten Luther en Erasmus: de eerste generatie hervormers
In de eerste lezing die dr. den Bok presenteerde, liet hij zien dat de reformatie niet alleen maar het werk was van Maarten Luther. Luther kende diverse voorgangers, zoals John Wycliff – professor in Oxford en Johan Hus – predikant uit Bohemen, die kritiek hadden op de wijze waarop de bijbel werd gelezen en uitgelegd in de klassieke leer van de Rooms Katholieke kerk en die uitliep op de Romeinse pracht en praal en in Luthers tijd werd gefinancierd door de verkoop van aflaten door reizende monniken, waarmee men de ‘hemel’ kon verdienen. Johan Hus had zijn opstelling met de dood op de brandstapel moeten bekopen (en Wycliff werd na zijn dood nog opgegraven en zijn beenderen alsnog verbrand. hjr) om te voorkomen dat hun leer gemeengoed zou worden. Ook in de Nederlanden werd kritiek geuit op de Romeinse heerszucht en het vertoon van rijkdom in de geschriften van Geert Grote, de broeders des gemenen levens en Thomas a Kempis, maar die waren minder politiek gericht en meer op de eenvoud van een Christenleven in dezelfde geest als die van Franciscus; daarom ondergingen zij geen straffen als excommunicatie. Enkele decennia voor Luther’s geboorte had Erasmus al die Hollandse visie op briljante wijze onder woorden gebracht en was er zelf toe gekomen om zich in het taaleigen van het Nieuwe Testament (het gewone Grieks) te verdiepen om de fouten in de Latijnse vertaling van de kerk – de Vulgaat – te kunnen corrigeren. Het is de Erasmiaanse vertaling die Luther benutte bij de vertaling van het Nieuwe Testament in de Duitse taal en kort daarvoor bij zijn kritische opstelling in de 95 stellingen van 1517. Erasmus en Luther waren beide taalbegaafte hervormers en zij hebben elkaar in die hoedanigheid ook herkend en gewaardeerd. Beiden waren ook schatplichtig aan de Renaissance, de laat-middeleeuwse ontwikkeling van het denken, dat werd gekenmerkt door een herontdekking van de Griekse filosofen en een toenemende individualisering. Erasmus heeft daar ook zeker aan bijgedragen met zijn geschriften en Luther heeft met zijn nadruk op het persoonlijk ontvangen en aanvaarden van de heilsboodschap daaraan een goede grondslag te danken.
Qua karakter botsten ze echter, want Erasmus was een irenisch man – hij brak niet met de kerk, maar probeerde de kerkvorsten te overtuigen – en Luther was tamelijk cholerisch – hij kon enorm tekeer gaan tegen hen die zijn theologische visie niet deelden en zijn opstelling leidde dan ook uiteindelijk tot een splitsing in de kerk van Rome.
Zwingly en Calvijn: de tweede generatie
Tegen deze achtergrond moet ook de tweede generatie hervormers worden geplaatst. De Zwitser Ulrich Zwingli had ook een theologische achtergrond – net als Erasmus en Luther – maar het accent van zijn hervorming neigde naar de liturgische gelijkschakeling van alle gelovigen en naar een avondmaalsviering waarbij iedereen tezelfdertijd ‘aanging’. Alle mensen waren gelijk in zijn ogen, dus het ging niet aan dat alleen de priester onder twee gedaanten de communie vierde.
De Fransman Jean Cauvin geboren in de Zuidelijke Nederlanden/ Noord-Frankrijk, die zijn naam verlatiniseerde in Calvinus, dat later in het Frans Calvin en bij ons Calvijn ging heten, was geschoold in een andere wetenschap. Zijn kopstudie was geen theologie, maar rechten en hoewel hij door zelfstudie in de loop de jaren zijn theologische kennis diepgaand bijspijkerde, herkent men de jurist in zijn redeneringen en publicaties. Calvijn was bijzonder onder de indruk van het werk van Luther en volgde hem dan ook gedurende lange tijd, zeker waar het ging om de Romeinenbrief van de apostel Paulus. Maar hij had ook kritiek op Luthers bijbeluitleg, die hij dan als te vrij beoordeelde. De bijbelteksten hadden betrekking op het hele leven en niet slechts op het geestelijk leven. Men moest dichter bij de oorspronkelijke tekst blijven, zoals een jurist zijn wetsteksten leest en interpreteert. Hij droeg dan ook de eerste druk van zijn hoofdwerk (de Institutie) op aan koning Frans de Eerste om hem zodoende te wijzen op de plichten van een Christelijk koning. Over deze twee reformatoren en over diegenen, die na hen kwamen ging het tweede deel van de lezing van Nico den Bok. Daarin betoogde hij, dat de reformatie niet alleen valt te begrijpen vanuit theologisch en historisch perspectief, maar ook vanuit geografisch en politiek. Italië en Spanje bleven – fanatiek- katholiek, waar de volksaard en de heersende klassen (adel en geestelijkheid) een stempel op legden. Noord Europa – de Scandinavische landen en Noord en West Duitsland – stonden onder de invloed van het Lutherse denken. En Frankrijk, het Zuiden van Zwitserland en de Nederlanden werden sterk beïnvloed door het denken van Calvijn. De weigering van de katholieke gebieden om na te denken over verandering en de gewelddadige pogingen om de reformatorische landen weer terug te brengen in de moederschoot van de kerk leidde tot diverse godsdienstige oorlogen – de tachtigjarige tussen Spanje en de Nederlanden en dertigjarige tussen de Lutherse en Habsburgse (RK) gebieden werden pas in 1648 beëindigd in de vrede van Westphalen (Münster en Osnabrück met name). De Nederlanden en een deel van Zwitserland en Zuid-Oost Frankrijk (het laat Middeleeuwse gebied van de Bourgondische vorsten; hjcr) werden door Calvijn het meest beïnvloed. Waar Luther zich vooral bezig hield met de individuele mens, was Calvijn gedwongen door de vestiging in Geneve als vluchtelingenstad, waar hij uiteindelijk na een ballingschap in Straatsburg de scepter zwaaide, al gauw zeer politiek geïnvolveerd. Deze mengeling van politiek en religie heeft de Nederlanden, die lang in oorlog verkeerden met de Spaans/ Oostenrijkse (RK) Habsburgers diepgaand beïnvloed. Theologisch is dan ook de synode (kerkvergadering) van Dordrecht (1618) de belangrijkste bron geworden van het calvinistische denken na Calvijn. Calvijn’s aanzet heeft ook tijdens zijn leven niet stilgestaan. Zijn Institutie beleefde 5 verschillende drukken, ook als gevolg van zijn discussies met de RK kardinaal Sadoleto en de vertegenwoordigers van andere reformatorische bewegingen als de anabaptisten (wederdopers/ Mennonieten), die hem bepaalde elementen van zijn leer deden aanscherpen dan wel afzwakken. Hij noch zijn gesprekspartners overtuigden elkaar, waardoor er na de godsdienstvrede van Augsburg (al in 1555) de theologische kaart van Europa een zeer versnipperd beeld vertoonde, dat na 1648 ook zijn politieke beslag kreeg. De cursisten toonden zich zeer geïnteresseerd en diversen vroegen ook om een derde bijeenkomst. Den Bok zegde toe om de lezingen verder uit te werken (als dat hem qua tijd mogelijk was naast zijn banen) en via de CCIV verder te verspreiden.
Door het CCIV werd gewag gemaakt van een geplande bijeenkomst in 2017 ter gelegenheid van 500 jaar Hervorming, waarbij de grote orgelmis van Bach met de Lutherse koralen en diverse lezingen zouden worden uitgevoerd dan wel gehouden. Voor hen die op kortere termijn nog op Luther wilden doorstuderen werd gewezen op de Lutherlezing door ds. Willy Metzger (Evangelisch Luthers predikant in Gooi en Vecht) georganiseerd door het PCOB in de Wilhelminakerk op 8 november om 14.00 uur.