“Als het aan ons zou liggen, leefden Palestijnen en Joden naast en met elkaar in een vredig land en zou niet gepraat worden over een twee staten oplossing”
Het citaat hierboven tekende ik op uit de mond van één van de twee inleiders, maar bij deze aantekening staat geen naam. Wie zei het ook weer? Eigenlijk doet dat er ook niet zo toe. Beiden trokken uiteindelijk een vrijwel overeenkomstige conclusie en voegden daar als kanttekening bij, dat de realiteit in Israël helaas een andere is.
Nadat de CCIV coördinator van de avond de sprekers had ingeleid, gaf hij een beknopte samenvatting van de theologie achter de zionistische beweging, althans zoals vooral Christelijke theologen dit tegenwoordig zien en Nico den Bok dit een week eerder had uitgewerkt. Vervolgens gingen achtereenvolgens Hanna Luden (directeur CIDI, Tel Aviv, 1958) en Nabil Sahhar (Stichting Vrede voor Palestina, Jeruzalem, 1956) in op de huidige situatie in Israël vanuit hun Joodse, respectievelijk Palestijnse perspectief.
Luden: begint met de vaststelling dat Europeanen en vooral Nederlanders slechte luisteraars zijn. Ze weten meestal prima wat ergens anders mis is en hoe dat kan worden opgelost. Zij vervolgt: “In het heilige land (ERETZ ISRAEL) wonen ongeveer 6 miljoen Joden en ongeveer evenveel Palestijnen. Beide partijen worstelen met hun vele ‘identiteiten’, waardoor vaak weinig begrip bestaat voor ‘de ander’. Het begint al met de naam die iemand aan het land geeft: Palestina, Heilig Land, Kanaän, Israël enzovoort. Misverstanden ontstaan ook in het buitenland over die identiteiten. Bijvoorbeeld spreekt de Nederlander meestal over het volk van Israel en de Engels sprekende wereld heeft het over “the jews”. Luden refereert het liefst aan Eretz Israel, dat letterlijk vertaald “Heilig Land” betekent.
Binnen dat Israel is sprake van veel verschillende identiteiten, ook binnen de gemeeschappen van Joden en Palestijnen. De orthodoxe jood is maar een heel klein deel van de bevolking. De meeste Joden zijn seculier. Maar daarbinnen heb je groepen die claimen al eeuwen in het land te wonen, zionisten, anti-zionisten en nieuwkomers. Je hebt socialisten en kapitalisten. Onder de Palestijnen heb je even zo veel identiteiten: bedoeïenen, druzen, Syrisch en Grieks orthodoxen, soennitische en sjiitische moslims, rooms katholieken en protestanten en seculieren. Iedereen heeft zo wel drie of meer identiteiten. De inleider is seculier jood. De orthodox joodse minderheid is veelal anti-zionistisch. Binnen de identiteitsdiscussie is het begrip “staat”relatief nieuw (< 200 jaar) en het Zionisme leunt op het romantische 19de eeuwse idee dat ieder volk gedefinieerd wordt door zijn land en historie. Je kunt dus alleen als jood tot ontplooiing komen als je een joods land hebt. Het zionisme ontstond zo omstreeks 1860.
Van de joden in de wereld leeft tegenwoordig ongeveer 40% in Israel (6 M). In de VS wonen ook ongeveer 6M joden en 3M in de rest van de wereld.
Het land is kleiner dan Nederland en twee bevolkingsgroepen claimen er recht op te hebben, zowel voor zichzelf als voor hun ‘diaspora’s’. Maar, claimt Luden, “De historie is nooit rechtvaardig” en je kunt een gebeurtenis ook nooit meer ongedaan maken, hoe fout, of onwenselijk dan ook. “Oplossen kan ik niet, maar vooruitkijken moet ik wel.”
Luden somt een aantal struikelblokken op die vrede in de weg staan:
– “rechtmatig” is een onbruikbaar begrip
– eis van terugkeer van alle Palestijnen naar hun vroegere huis is onmogelijk
– claim op vroegere land vanwege geloof, de plaats waar opa zijn land bewerkte etc is onhaalbaar
– Jeruzalem is tot een prestigekwestie geworden, die oplossing in de weg staat
Alle onderhandelingen tot nu toe zijn mislukt. Omdat verschillende groepen niet bereid zijn het recht van ‘de ander’ te erkennen is de enige oplossing voor de impasse het land delen. Dit vereist pijnlijke concessies van beide partijen; zonder leiders die zo’n compromis aankunnen en -durven zal het conflict voortduren.
Luden vindt dat “iedereen moet geloven wat hij wil geloven en wonen waar hij wil wonen, want er is ruimte genoeg voor iedereen”, maar erkent ook dat deze oplossing helaas niet werkbaar is in de praktijk.
Sahhar : start met de retorische vraag: “Wat zou het prachtig zijn als Hanna hier het Palestijnse “narrative” zou kunnen vertellen en ik het Joodse kon doen. Inderdaad: we luisteren niet naar elkaar, willen misschien ook niet luisteren.” En hij vervolgt: “Je zou wensen dat religie, ik ben christen, in dienst staat van het geluk van de mensen, maar het wordt te vaak misbruikt als alternatief voor de internationale rechtsorde en om mensen tegenover elkaar te plaatsen.” Sahhar gaat in op Luden’s identiteitsthema: “Wij Palestijnen hebben geen identiteitscrisis. Ik weet exact waar ik geboren ben. Ik behoor tot een volk waarvan het bestaansrecht al 70 jaar wordt ontkend. Ik groeide in Jeruzalem op als stenengooier, want alleen naar stenen werd geluisterd. Twee en dertig jaar geleden moest ik daarom wel weg. Als ik nu terugga kan ik alleen terugkomen als Nederlander, want mijn geboorterecht is mij ontnomen, net zoals dat van de meeste andere Palestijnen”.
“Israël is gesticht op de ruïnes van Palestijnse dorpen ten koste van 70 jaar menselijk leed. Israël is geen ‘Fairy tale’ en evenmin Gods werk. Het is een unieke en recente kolonisatie van een bevolkt land dat plaats moest maken voor een volk van Nieuwkomers. In 1930 was Palestina de belangrijkste wereldwijde exporteur van citrus, geproduceerd door Palestijnse boeren. Het was geen woestijn, zoals de joodse ‘narrative’ veelal suggereert, maar een bevolkt en productief land. Drie jaar na de Shoa, de meest gruwelijke zaak die Europeanen elkaar aandeden en waar mijn volk niets mee te maken had, moesten honderdduizenden Palestijnen huizen en land verlaten en naar kampen in de omliggende landen.”
“De Israelische regering en de internationale gemeenschap koersen aan op een twee staten oplossing. Maar hoe stellen ze zich dat voor? De westbank is zo versnipperd door illegale ommuurde nederzettingen met ommuurde toegangswegen, dat een levensvatbare Palestijnse staat, op 20% van het grondgebied, nooit levensvatbaar kan zijn.”
“Wordt het niet eens tijd deze schuld te bekennen en voor één keer een woord van excuses te geven aan de Palestijnen? Zonder deze erkenning van schuld of, op zijn minst, mede schuld te accepteren zal verzoening nooit mogelijk zijn. Zonder verzoening geen vrede en veiligheid voor de bewoners van Israël en Palestina, want vrede is de enige waarborg voor de continuïteit van Israël. Wanneer komt de tijd dat we elkaar in de ogen kijken en elkaars ‘narrative’ beluisteren?”
Coördinator Henfling: merkte op dat de twee sprekers tussen de regels en emoties door in veel zaken overeenstemden, al is het maar in dat ideaal van één land voor allen. Hij had enkele vragen voorbereid en voor de pauze zou nog tijd zijn om één te beantwoorden: “Bij de voorbereiding van deze avond vroeg ik advies aan verschillende Palestijnen en Joden in Nederland, Israël, de VS. Overwegend vond men het onzinnig deze avond te organiseren. We zijn moe van al het gepraat, zei men, want alles is al eens gezegd en niets zal ooit veranderen. Kun je wel hopen op een oplossing als de meest betrokkenen in Israël en de diaspora zo moe zijn na die 70 jaar conflict?” Zowel Sahhar als Luden erkennen dat hier een groot probleem is, maar dat desondanks een oplossing moet worden gevonden. Je moet hopen dat de jeugd hartgrondig afstand wil nemen van de uitzichtloze conflictstijl van de oudere generaties en samen een nieuwe samenleving zal maken met ruimte voor elkaars ideeën. Beiden hebben kinderen en zien met vreugde dat die opgroeien zonder focus op het oude conflict. Maar ze vergeten op te merken dat ze beiden hun kinderen op laten groeien buiten Israël, buiten de dagelijkse praktijk van stenen, traangas en kogels. Beiden zijn het er ook over eens dat luisteren naar elkaar, zoals deze avond, zeer vruchtbaar is. Er is is de liefde voor hetzelfde land dat bindt en er is de hoop dat toekomstige generaties het beter doen dan de huidige leiders.
Na de pauze volgde een boeiende discussie tussen de sprekers naar aanleiding van veel vragen uit het publiek. De sprekers zaten naast elkaar op een bank. Ze luisterden naar elkaars “narrative”, lieten elkaar uitspreken. Ondersteunden elkaar vaker wel dan niet in de gebruikte argumenten. Ze zaten naast elkaar op een toevallig aanwezig bankje, maar was dat wel toeval?
Een vraag naar het soort leiderschap bleef hangen in mijn herinnering. Hoe kun je nu verwachten dat uit de jeugd van nu, geindoctrineerd door de eigen directe omgeving, ooit leiders opstaan die zich boven het conflict kunnen verheffen en naar wie geluisterd wordt? Een van de aanwezigen gaf cursussen “Dienend Leiderschap” (namens de gelijnamige organisatie “Servant Leadership” in Palestina en straalde optimisme uit. Wie weet?
Verslag: Jan Willem Henfling